Laat de betrokken leraar en zorgverlener direct regelen wat een leerling nodig heeft en ga daarná kijken of dit past in de afspraken. Zo zou passend onderwijs er volgens verschillende Kamerleden uit moeten zien, en dat doet het nu niet. Vandaag hadden de Onderwijscommissie en minister Slob een overleg over passend onderwijs. Kamerleden zijn kritisch op de manier waarop samenwerkingsverbanden georganiseerd zijn.
De bureaucratie waarmee passend onderwijs gepaard gaat, waarbij alles van tevoren eerst in orde moet zijn, is één van de de grootste ergernissen in de scholen, naast werkdruk en personeelstekort.
Zijn al die wettelijke verplichtingen wel nodig, vroegen Kamerleden zich hardop af. Als een samenwerkingsverband volgens het zogenaamde schoolprofiel werkt en het geld direct verdeelt over de scholen, kan het dan niet zonder bestuur en dure voorzieningen?
De gedeelde zorgen leiden ertoe dat de Kamer de afgesproken evaluatie passend onderwijs in de zomer van 2020 naar voren wil halen om eerder te kunnen kijken naar de gevolgen van de verevening.
In toenemende mate blijkt dat een aantal regio’s met negatieve verevening nu ook verschillen laten zien in geleverde kwaliteit (bijvoorbeeld minder speciaal onderwijs). De minister houdt vol dat er geen significant verschil in kwaliteit is. En houdt voet bij stuk: alle samenwerkingsverbanden krijgen evenveel geld.
De expertgroep passend onderwijs van Verus sprak zich eerder uit voor bevriezing van de verevening om tenminste meer tijd te krijgen om de kwaliteit op orde te houden.
Wat verder ter tafel kwam:
Op 21 februari volgt een debat Onderwijs en zorg, daarin staat nauwe samenwerking tussen onderwijs en maatschappelijke zorg op de agenda. Zo wordt er over nagedacht om de doorzettingsmacht (in eerste instantie bedoeld om thuiszitters te voorkomen) tussen onderwijs en jeugdzorg in één hand gelegd kan worden.
Iedere week het laatste nieuws uit het onderwijs