Publicatie-
datum:

27 november 2019

Publicatiedatum: 27 november 2019
Bedrijfsvoering Identiteit Juridisch Samen besturen

Benoemingsbeleid orthodox-protestantse scholen

Er zijn ongeveer 500 orthodox-protestantse scholen. Dat is meer dan 7% van de basisscholen en meer dan 5% van de middelbare scholen in Nederland. Rijke onderzocht de reformatorische, gereformeerd-vrijgemaakte, evangelische en orthodoxe protestants-christelijke scholen. Deze scholen mogen een benoemingsbeleid voeren, gebaseerd op hun identiteit.

Het benoemingsbeleid is een kernaspect van de identiteit van scholen, legt Rijke uit, omdat de personeelsleden uiteindelijk met elkaar de identiteit van de school in grote mate vormgeven. “Op grond van de vrijheid van onderwijs, en ook de vrijheid van godsdienst en vereniging, kunnen schoolbesturen invulling geven aan dit benoemingsbeleid in overeenstemming met hun eigen grondslag. Deze vrijheid is echter niet ongelimiteerd.”
Want er is ook de gelijkebehandelingswetgeving om rekening mee te houden. Die maakt dat scholen consequent en consistent moeten zijn, en niet mogen discrimineren op grond van seksuele gerichtheid, burgerlijke staat of geslacht.

1. Wat is uw belangrijkste conclusie?

“Dat de botsing van normen in onze samenleving, tussen de seculier-liberale meerderheid en een orthodox-protestantse minderheid ook zichtbaar is ín schoolgemeenschappen. De interne diversiteit is verder toegenomen in de afgelopen jaren. Dat heeft invloed op het benoemingsbeleid. En daardoor kan het eerder tot een botsing komen tussen mensenrechten van schoolbesturen en werknemers.
Een voorbeeld: in de gereformeerd-vrijgemaakte scholen speelde de kerklidmaatschapseis een heel belangrijke rol. Die is intussen verruimd. Maar in de periode van transitie, toen de norm ter discussie kwam te staan, zijn er nog veel ontslagen gevallen. Het was niet meer zo evident dat je niet kon blijven als je naar een andere kerk ging. In de praktijk dacht men steeds vaker: da’s een goede collega, hij gaat alleen niet meer naar onze gemeente. Maar het beleid moest gehandhaafd worden omdat het nog zo op papier stond.”

2. Wat voor casussen kwam u tegen?

“Die zijn heel verschillend omdat het benoemingsbeleid van de denominaties uiteenloopt.
Bij de reformatorische scholen is het eisenpakket het meest uitgebreid: die selecteren personeel uit bepaalde kerken en stellen eisen wat betreft kleding, uiterlijk en media. Op sommige refoscholen is het problematisch dat moeders zouden werken. Vaak kunnen vrouwen geen directeur zijn. De geloofsdoop (een volwassene die zich na zijn kinderdoop laat dopen, red.) wordt gezien als strijdig met de identiteit. Ik beschrijf ook een conflict over de ‘juiste’ Bijbelvertaling en een conflict vanwege het voornemen van een medewerker om een theatervoorstelling te maken. Daarnaast worden seksuele relaties buiten het huwelijk van man en vrouw afgewezen.
Bij vrijgemaakte en orthodoxe protestants-christelijke scholen ligt het weer anders. De kerklidmaatschapseis is niet meer keihard en homoseksualiteit wordt in toenemende mate geaccepteerd, maar over praktiseren daarvan wordt heel verschillend gedacht.
Casussen die ik onderzocht betroffen geloofsdoop, kerklidmaatschap en homoseksuele relaties.”

3. Waarom hebt u islamitische scholen niet meegenomen in uw onderzoek?

“Een relevant thema voor een ander onderzoek inderdaad, en dit zou u ook kunnen vragen over orthodox-joodse scholen. Het lijkt me een thema voor iemand die een achtergrond heeft in die wereld. Ik moest mijn onderzoek afbakenen.”

4. U wilde in uw dissertatie geen aanbevelingen doen. Doe er toch eens één.

“Ik wilde wegblijven van een normatieve stellingname, dat zou het gesprek belemmeren over de praktijk van het benoemingsbeleid. En ik ben de scholen die met mij wilden spreken heel dankbaar, want het is gevoelige thematiek. In het verlengde van die ruimhartige medewerking van scholen aan mijn onderzoek zou ik willen zeggen: wees inderdaad transparant over je beleid, ook richting je werknemers. En blijf de dialoog voeren, zowel binnen de school als binnen de samenleving.”

5. In hoeverre is het benoemingsbeleid eigenlijk een kwestie? Als je wéét dat je niet binnen de overtuiging van een school past, ga je er toch niet solliciteren?

“Je ziet inderdaad slechts een enkele casus aan het voorportaal. Maar de problemen concentreren zich in situaties waarin mensen al op een school werken en bijvoorbeeld een andere kerk gaan bezoeken of uit de kast komen. Vaak is voor de buitenwereld en soms ook binnen de school niet zichtbaar dat dit soort zaken spelen. Scholen proberen soms een vaststellingsovereenkomst te sluiten (waarbij school en werknemer overeenkomen het dienstverband te beëindigen, red.). Tegelijkertijd bieden sommige scholen ook ruimte voor werknemers die afwijken van de identiteit zolang ze zich binnen de school conformeren aan de schoolvisie.
En ja, sommige homoseksuele werknemers maken de keuze op een andere school te gaan werken. Maar ik sprak ook homoseksuele werknemers die zeggen: ‘Ik kom uit deze gezindte, dit is mijn sociale, culturele omgeving. Dit is waar ik wil werken en ik draag de visie van de school uit. Ook al ben ik het er niet helemaal mee eens, ik conformeer me’.”

6. Uw proefschrift heet Een voortdurende schoolstrijd. Hoe kijkt u naar de actuele discussie over de vrijheid van onderwijs?

“Die discussie gaat over drie zaken: onderwijsinhoud in relatie tot kerndoelen, toelatingsbeleid van leerlingen en benoemingsbeleid van personeel. Je ziet op alle drie die punten discussies over de vrijheid om een eigen beleid te voeren op basis van identiteit. En je ziet de botsing tussen de seculier-liberale meerderheid en orthodox-religieuze minderheden.
Ik verwacht niet dat artikel 23 zomaar opgeheven wordt. Het zou wel kunnen zijn dat de vrijheid van onderwijs aangepast gaat worden.”

De dissertatie van dr. Niels Rijke is verkrijgbaar via Boom juridisch of Bol.com: Een voortdurende schoolstrijd

Samen besturen

Deze pagina is onderdeel van ons domein Samen besturen. Verus wil randvoorwaarden scheppen voor geïnspireerd goed onderwijs. Dat doen we door betrokken te zijn bij elkaar en samen te verbinden als gemeenschap, met begrip voor de positie van leden die in hun eigen leergemeenschap functioneren. Bestuurlijke vraagstukken lossen we samen op, met hulp van collega-bestuurders of een adviseur.

Verus

Gerelateerde berichten