Werken in het onderwijs is intensief. We menen te weten waar het aan ligt: aan de geringe autonomie en hoge werkeisen. Maar weten we ook ermee om te gaan? Hebben we de afgelopen maanden ook ervaringen opgedaan waarvan we kunnen leren? We hebben bewezen dat we beschikken over veerkracht, laten we doorpakken met leerkracht.
Half maart werden we overvallen door het sluiten van de scholen. In heel Nederland werd onderwijs een nieuwe maatschappelijke opgave. Ouders zaten met kinderen thuis, tenzij ze zelf een vitaal beroep hadden. Hoe vitaal het belang was van het werk dat leerkrachten en docenten dag in dag uit doen werd in één klap duidelijk. Over het lerarentekort en de werkdruk hoorde je opeens weinig meer. Iedereen was druk bezig om het onderwijs opnieuw uit te vinden, nu via online middelen. Er was veel samenwerking, actieve ondersteuning vanuit besturen en directies, soms met hulp van deskundigen van buiten. En binnen enkele dagen was op de meeste scholen een nieuwe vorm uitgevonden om door te gaan met leren. Een huzarenstukje!
Maatschappelijke ontwikkelingen hebben hun weerslag op de school, net als op de zorg en de politie. ‘Als het regent in de samenleving, stormt het in de school’ schreef socioloog Kees Schuyt al een tijd geleden[i]. Dat maakt het beroep intensief, zeker ook omdat leraren hoge eisen aan zichzelf stellen, grote betrokkenheid hebben bij hun leerlingen. Maar de druk komt ook van beleidsmakers die vanuit een maakbaarheidsgeloof vaak een beroep doen op het onderwijs voor maatschappelijke vraagstukken en tegelijk vanuit managementdenken[ii] hameren op opbrengsten en doorstroomcijfers. Binnen de school maken mondige leerlingen en hun ouders het niet gemakkelijker om met de niet-maakbaarheid om te gaan. Als het niet goed gaat met een kind moet daar direct een oplossing of een schuldige voor zijn. Ga er maar aan staan.
Onderwijs is een maatschappelijk goed. Elke zichzelf respecterende samenleving wijdt haar kinderen en jongeren in, zodat ze deel uit kunnen maken van die samenleving. En als het even kan, ook bij gaan dragen aan de verbetering van de samenleving. In die samenleving zijn leraren de mensen die we dat toevertrouwen omdat zij beschikken over de talenten, kennis en vaardigheden om dat goed te doen. Het onderwijs vindt plaats in scholen, en leerlingen worden ingedeeld in groepen, omdat er zo op een efficiënte manier een leeromgeving kan worden geschapen waarin leerlingen kennis opdoen, vaardigheden ontwikkelen en zich ontwikkelen in een sociale context. Gert Biesta[iii] heeft heel mooi beschreven welke virtuositeit het onderwijs vraagt: als leraar ben je voortdurend met al je leerlingen bezig om simultaan te schaken op drie onderling verbonden schaakborden. Kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming vinden voortdurend tegelijk plaats, en de leraar moet dus fit zijn, goed voorbereid, en snel kunnen beoordelen wat in een situatie het belangrijkst is voor ontwikkeling van de leerlingen.
Het plots wegvallen van het normale onderwijsarrangement, de onderbreking van het normale, had een aantal belangrijke effecten:
Meer aandacht voor de binnenkant betekent in de praktijk dat we op andere manieren samen werken aan goed onderwijs en daarbij ook aandacht besteden aan de vraag wat dan 'goed' is. Om daar te komen is meer nodig dan vergaderen en jaarplannen. Zelf betrokken zijn om de vertaling te maken van de bedoelingen van onderwijs voor kinderen en de samenleving helpt om in de praktijk goede keuzes te maken. Het helpt om een eigen kwaliteitscultuur te ontwikkelen waar ouders en omgevingspartners van de school bij betrokken zijn.
Activiteiten die daarbij horen, zijn bijvoorbeeld: vanuit dagelijkse praktijken met elkaar het gesprek aangaan over momenten dat je het even niet meer weet. Ruimte scheppen voor het gesprek over de maatschappelijke vraagstukken die met de leerlingen mee de school in komen en daardoor als team een gezamenlijke houding bepalen. Samen een deskundige uitnodigen om van te leren. En: het gesprek met leerlingen aangaan over goed onderwijs, en de verschillende leerbehoeften. Het blijkt vaak een goudmijn.
In de veerkracht die we hebben ervaren zitten heel veel leermomenten. Laten we die meenemen in de praktijk van de komende jaren en samen blijven werken aan het mooie - en vitale - beroep van leraar.
Vanuit Verus ondersteunen wij dat graag door het organiseren van bijeenkomsten van de Kennisalliantie Goed en Geïnspireerd Onderwijs, vele vormen van ondersteuning bij onderwijsontwikkeling en de identiteitsdag Vitaal en veerkrachtig leraarschap op 4 november 2020. Je kunt je hier nu voor aanmelden!
Bekijk hier de gepubliceerde column van Marcel Elsenaar in de Onderwijsweekkrant.
[i] Kees Schuyt, Het onderbroken ritme, Kohnstammlezing 2001
[ii] Marjolein Quené, Voorbij de managementmaatschappij, Lemniscaat 2018
[iii] Gert Biesta, Het prachtige risico van onderwijs, Phronese 2015
Iedere week het laatste nieuws uit het onderwijs