Nu de WWZ is ingevoerd, is het niet meer mogelijk een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer die wel herplaatsbaar is, te ontslaan en gelijktijdig te herbenoemen. Verus-advocaat Janet Ranke schetst een situatie die ieder bestuur bekend zal voorkomen en licht toe wat wel mogelijk is.
De WWZ heeft in het onderwijs de nodige veranderingen teweeggebracht. Stappen, die op arbeidsrechtelijk gebied jaren zijn ingeslepen, moeten door de WWZ worden aangepast. Dat is niet altijd een gemakkelijke opgave. Wanneer een werknemer twee jaar arbeidsongeschikt is, wordt er een WIA-uitkering aangevraagd. Wanneer een werknemer meer dan 35%, maar minder dan 80% arbeidsongeschikt is, zal de werkgever samen met de werknemer herplaatsing moeten onderzoeken.
Herplaatsing voor minder uren
In een onlangs gevoerde procedure blijkt het mogelijk om de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer te herplaatsen in een andere functie voor minder uren. Met inachtneming van de opzegtermijn is de werknemer eerst ontslagen en gelijktijdig heeft de werknemer een nieuwe akte, met een gewijzigde functie en lagere werktijdfactor aangeboden gekregen.
De WWZ
In de WWZ is bepaald dat een arbeidsongeschikte werknemer mag worden ontslagen wanneer hij:
Een werknemer die wel herplaatsbaar is, mag dus niet meer worden ontslagen. Ontslaan en gelijktijdig herbenoemen is dus niet meer mogelijk.
Geen ontslagvergunning, dus transitievergoeding
De werkgever hoeft geen vergunning te vragen bij UWV; die vergunning wordt namelijk door het UWV geweigerd. De werknemer is immers herplaatsbaar. De kantonrechter zal een verzoek tot beëindiging eveneens afwijzen om dezelfde reden.
De werknemer in de beschreven kwestie is naar de kantonrechter gestapt De werknemer heeft gesteld dat voor een ontslag van een arbeidsongeschikte werknemer eerst een ontslagvergunning bij UWV moet worden gevraagd, dat was niet gebeurd en – daar was het om te doen - dat bij ontslag een transitievergoeding moet worden betaald.
Hoger beroep
De kantonrechter heeft geoordeeld, dat in deze situatie eigenlijk geen sprake is van ontslag en heeft de vordering inzake de transitievergoeding afgewezen. De werknemer heeft hierop hoger beroep aangetekend. Inmiddels heeft het gerechtshof uitspraak gedaan. De werkgever is in het gelijk gesteld. Het Hof oordeelt, dat een redelijke uitleg van de toepasselijke regelgeving tot de conclusie leidt dat de werkgever de arbeidsverhouding met een gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemer slechts daadwerkelijk kan beëindigen als er geen reële herplaatsingsmogelijkheden zijn in passende arbeid. Dus: een beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk is niet aan de orde en de werkgever behoeft geen transitievergoeding te betalen.
Iedere week het laatste nieuws uit het onderwijs