Het kabinet wil slecht functionerende scholen eerder aanpakken en komt daarom met vier voorstellen. Het is een directe reactie op de geconstateerde recente misstanden bij het VMBO Maastricht en Cornelius Haga Lyceum. “Er wordt met heel zwaar geschut naar voren gekomen”, constateert hoogleraar onderwijsrecht Miek Laemers, “maar wetgeving is niet bedoeld voor incidentenproblematiek.”
Ministers Ingrid van Engelshoven en Arie Slob constateren dat ze onvoldoende instrumenten in handen hebben om in te kunnen grijpen wanneer onderwijs niet voldoet aan de deugdelijkheidseisen, schrijven ze de Tweede Kamer. Daarom willen ze zo snel mogelijk vier zaken regelen:
Het is nogal een lijst. En hoogleraar Laemers begrijpt dat ook wel. “De ministers voelen dat ze met lege handen staan.” Tegelijkertijd is zijzelf niet zo somber over de mogelijkheden die de bestaande wetgeving biedt. “De aanwijzingsbevoegdheid is vrij ruim geformuleerd maar er is weinig jurisprudentie. De ministers proberen nu duidelijker te formuleren dát ze met een aanwijzing kunnen komen en in welke gevallen dat kan.”
“Ik zie deze brief als een aankondiging van ‘we gaan wat verzinnen’. Want hoe die nieuwe instrumenten moeten worden ingezet en in welke situaties precies, daar is de brief nog tamelijk vaag over.”
Interessant is dat er tegelijkertijd een wetsvoorstel loopt dat meer handen en voeten wil geven aan de burgerschapsopdracht van scholen. De ministers wijzen daar in hun brief meermaals op. Wat er precies in die wet komt te staan is van groot belang ook voor deze plannen van de ministers omdat dat bepaalt wat hun mogelijkheden zijn om in te grijpen bij zowel wanbeheer (zie punt 2 hierboven) als in de bekostiging (zie punt 4).
In het wetsvoorstel Verduidelijking burgerschapsopdracht staat dat scholen leerlingen kennis en respect bijbrengen over de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Maar de tekst heeft een algemeen karakter. Bewust. Laemers: “Minister Slob wil daarin niet te ver gaan omdat onderwijsvrijheid scholen mogelijk moet maken daar vanuit hun eigen achtergrond invulling aan te geven.”
In een lezing die Miek Laemers hield op 17 mei jl. zegt zij: “De wens om het systeem van schoolstichting en bekostiging volledig te vrijwaren van initiatieven die in strijd zijn met de beginselen van de rechtsstaat zal helaas nooit ten volle vervuld kunnen worden. Totale beheersing en controle van het systeem zou slechts en schijnbare veiligheid creëren en kwaadwillende initiatiefnemers uitnodigen om nog slimmere manieren te bedenken om aan de systeemeisen te ontsnappen.
Als het mis gaat gaan allerlei gezagsdragers, journalisten en burgers onmiddellijk na naar wie de beschuldigende vinger kan wijzen. In paniek worden door hen diverse oplossingen gesuggereerd: de vrijheid van onderwijs wijzigen of schrappen, de inspectie (nog) meer zaken vóór de start van de school laten beoordelen, de minister (nog) meer ruimte geven om bestuurders weg te sturen, de burgerschapsopdracht strenger formuleren en tot slot (nog) strengere eigen stellen aan bestuurders en leerkrachten.”
Maar met een bombardement aan wettelijke maatregelen of juist het afschaffen van de onderwijsvrijheid alleen komen we er niet, zegt Laemers. “Overheid noch burgers kunnen zich zo bevrijden van de plicht om op te komen tegen de rechtsstaat ondermijnende activiteiten binnen het onderwijs en daarbuiten. Ook met behoud van artikel 23 Gw (de vrijheid van onderwijs, red.) en met verstandig wetgevingsbeleid moet dat lukken.”
Iedere week het laatste nieuws uit het onderwijs