Publicatie-
datum:

23 april 2020

Publicatiedatum: 23 april 2020
Onderwijs en samenleving

Als het gaat over de rol van de MR kunnen we vaststellen dat daarover geen andere uitspraak is gedaan dan dat er overleg moet zijn. Over de status van dat overleg heeft de premier zich niet uitgelaten. Daar is een persconferentie ook niet de plaats voor, en evenmin moeten we aan de woorden die bij zo’n gelegenheid zijn uitgesproken dezelfde status toekennen als wanneer het om een overleg in de Kamer zou gaan.

De vraag is nu welke handvatten de Wms biedt bij het overleg met de MR?

a. In de eerste plaats is er artikel 8 lid 1 Wms, dat het bevoegd gezag de opdracht geeft de MR tijdig, gevraagd en ongevraagd, te voorzien van alle informatie die de MR voor het uitoefenen van zijn werkzaamheden redelijkerwijs nodig heeft. Het overleg met de MR zal dus voor alles een informerend karakter moeten hebben.

b. Op basis van de geboden informatie kan de MR, met artikel 6 lid 2 Wms in de hand, het gesprek aangaan, voorstellen doen of standpunten innemen. Op de voorstellen mag ook een antwoord van het bevoegd gezag verwacht worden. Ik kan me voorstellen dat aan de vormvereisten – schriftelijk, met redenen omkleed, binnen drie maanden, mogelijkheid tot extra overleg – in de gegeven omstandigheden niet altijd zal kunnen worden voldaan. Maak daarover dus ook afspraken met de MR.

c. Verder geeft artikel 10 lid 1 onder e de MR een instemmingsbevoegdheid bij de vaststelling door het bevoegd gezag van ‘regels op het gebied van het veiligheids-, gezondheids- en welzijnsbeleid , voor zover niet behorend tot de bevoegdheid van de personeelsgeleding’. De maatregelen die worden genomen – voor zover het bevoegd gezag daar zelf speelruimte in heeft – zullen daar zeker onder vallen.

d. De vraag of hier ook sprake is van de adviesbevoegdheid met betrekking tot ‘vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van de school’ (artikel 11 lid 1 onder f Wms) of ‘vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toelating en verwijdering van leerlingen’ (artikel 11 lid 1 onder j Wms) valt te betwijfelen. Weliswaar zal de schoolorganisatie gedurende enige tijd anders zijn dan normaal, maar het voert te ver om te spreken over een ‘beleid’ met betrekking tot de organisatie. Het is een tijdelijke oplossing voor een tijdelijk probleem. Ook is hier het toelatingsbeleid ten opzichte van leerlingen niet in het geding. Alle leerlingen zijn al toegelaten. Het gaat om plaatsing van leerlingen, en dat is geen zaak voor de MR.

e. Waar het gaat om regelingen voor het personeel uit of verwant met kwetsbare groepen, kan de personeelsgeleding een instemmingsbevoegdheid doen gelden op basis van artikel 12 lid 1 onder k: ‘vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden’.

f. Wanneer dit soort zaken op bovenschools niveau worden vastgesteld hoort het kennelijk bij de ‘aangelegenheden die alle of een meerderheid van de scholen betreffen’ en is de GMR aan zet.

Wellicht ten overvloede mag worden opgemerkt dat er haast geboden is. Een gebruikelijke reactietermijn van zes weken werkt in de gegeven omstandigheden niet. Van de MR mag zeker souplesse verwacht worden. En we kunnen aannemen dat er geen MR is die deze gelegenheid zal aangrijpen eens even de procedurele puntjes op de i te zetten.

Gerelateerde berichten