Publicatie-
datum:

15 september 2021

Publicatiedatum: 15 september 2021
Onderwijs en samenleving Samen besturen

In februari 2021 kondigde de Inspectie van het Onderwijs aan scholen in het funderend onderwijs in het schooljaar 2021/2022 niet te zullen beoordelen op de onderwijsresultaten (standaard OR1 uit het onderzoekskader van de inspectie) vanwege de gevolgen van de coronapandemie. Om een generieke uitzondering mogelijk te maken, is de regelgeving voor het primair en voortgezet onderwijs per 1 augustus 2021 gewijzigd. Het is goed dat rekening wordt gehouden met de gevolgen van de pandemie en dat vanwege de ongewone schooljaren getracht wordt de beoordeling op eerlijke wijze te laten plaatsvinden. De vraag is echter of de gewenste faire beoordeling juridisch op correcte wijze is geborgd.

Uitzondering

Voor de beloofde generieke uitzondering is voor het voorgezet onderwijs de ministeriële Regeling leerresultaten VO 2016 gewijzigd. Sinds 1 augustus 2021 vermeldt Bijlage B van die Regeling: “In verband met de uitbraak van COVID-19 zijn de leerresultaten van het schooljaar 2020–2021 geen betrouwbare graadmeter voor de onderwijskwaliteit van scholen en leerwegen. Daarom worden de leerresultaten van scholen en leerwegen in het schooljaar 2021–2022 niet beoordeeld. Alle scholen en leerwegen krijgen ‘geen oordeel’. Er wordt geen aanvullend onderzoek, als bedoeld in deze bijlage, verricht.” Ontwerpen voor ministeriële regelingen behoeven niet ter advisering te worden voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

De wijziging voor het primair onderwijs (ontwerpwijziging van het Besluit bekostiging WPO) is wel voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. De Afdeling advisering van de Raad van State constateert op 30 juni 2021 dat het ontwerpbesluit zich niet verdraagt met artikel 10a, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO) en met artikel 1.2, tweede lid, van de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19. In verband hiermee heeft de Afdeling niet positief geadviseerd. De Afdeling heeft er weliswaar begrip voor dat niet kan worden gevergd dat de inspectie thans alle basisscholen individueel onderzoekt, maar een generieke uitzondering waarbij afgeweken wordt van artikel 10a van de WPO en van de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19, dient volgens het advies evenwel bij wet plaats te vinden. Dat klemt te meer, nu de jaarlijkse beoordeling van de minimumkwaliteit van de basisscholen mogelijk gedurende meerdere jaren niet plaatsvindt. Bij de vereiste wettelijke regeling diende volgens de Afdeling dan ook mede bezien te worden of en op welke wijze tijdelijk in een andere wijze van controle op de minimumkwaliteit van het basisonderwijs voorzien zou kunnen worden.

Aanvullend onderzoek achterwege laten

In reactie hierop heeft de regering het tijdelijke karakter van de uitzondering in het Besluit bekostiging WPO geregeld. In dit Besluit is opgenomen dat (vanwege de maatregelen die zijn genomen in verband met de bestrijding van de COVID-19 pandemie) de inspectie het aanvullend onderzoek in het schooljaar 2021-2022 achterwege laat. Daarnaast is in het Besluit opgenomen dat de wijziging weer komt te vervallen na het schooljaar 2021-2022.

Het bevreemdt ons dat de generieke uitzondering zich richt op het aanvullende onderzoek. Een aanvullend onderzoek is pas aangewezen wanneer er ‘geen of onvoldoende gegevens zijn voor een betrouwbaar oordeel over de meting van de leerresultaten’. Dit is bijvoorbeeld het geval bij scholen die net gestart zijn en nog niet van drie jaar resultaten hebben.

Eindtoetsen

Het is juridisch maar de vraag of ‘het vanwege COVID-19 niet betrouwbaar kunnen beoordelen van de leerresultaten’ kwalificeert als ‘geen of onvoldoende gegevens hebben voor een betrouwbaar oordeel over de meting van de leerresultaten’.

Feit is dat er in 2021 eindtoetsen zijn afgenomen en artikel 1.2, tweede lid, van de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19 bepaalt dat de leerresultaten gemeten worden over de drie meest recente (in plaats van opvolgende) schooljaren waarin de eindtoetsen zijn afgenomen. Dit betekent, dat nu er in 2021/2022 eindtoetsen beschikbaar zijn over 2018, 2019 en 2021 er formeel gezien voldoende gegevens zijn voor een beoordeling. Alsdan kom je niet toe aan een aanvullend onderzoek.

Omstandigheden

De ‘pijn’ zit hem in het huidige beoordelingsproces dat niet toeziet op de wijze waarop in de normering rekening wordt gehouden met de omstandigheden veroorzaakt door de uitbraak van COVID-19. Dit kan volgens de Nota van Toelichting bij de wijziging van het Besluit thans niet worden gecorrigeerd en uit de Nota van Toelichting volgt ook niet op welke wijze de correctie zal plaatsvinden. “Zodra DUO in het najaar van 2021 de eindtoetsresultaten van 2021 beschikbaar stelt, zal de inspectie onderzoeken welk effect de coronacrisis heeft gehad op de eindtoetsresultaten door de behaalde referentieniveaus in 2021 te vergelijken met de behaalde referentieniveaus in 2019. Daarbij zal onderzoek worden gedaan naar de vraag of dit effect groter is bij bepaalde leerlingenpopulaties. Verwacht wordt dat de coronacrisis grotere gevolgen heeft gehad op de onderwijskwaliteit op scholen met een meer complexe leerlingenpopulatie (hogere schoolweging). Indien die verwachting juist blijkt te zijn, zal worden bekeken welke correctie nodig is. Op basis van het hierboven genoemde onderzoek naar de leerlingen-populatie, kan de correctie bij een hoge schoolweging groter zijn. Op deze manier kan gericht worden gecorrigeerd op de beoordeling van de eindtoetsresultaten van 2021.” De verwachting is derhalve wel dat vanaf het schooljaar 2022-2023 de leerresultaten weer beoordeeld zullen worden, door de correctie uit te voeren op de gegevens van 2021.

Duidelijkheid geven

Alhoewel er kritische kanttekeningen geplaats kunnen worden bij de houdbaarheid van de doorgevoerde wijzigingen, staat uiteraard wel voorop dat de regering met de wijzigingen beoogd heeft scholen gelijk te behandelen en scholen duidelijkheid te geven nu het onverkort blijven beoordelen van scholen aan de hand van de tot nu toe gehanteerde beoordelingswijze onterecht is. Die uitkomst zou met name iets zeggen over omstandigheden die zich buiten de invloedssfeer van de scholen bevinden.

Volgens de inspectie betekent de (beoogde) generieke uitzondering ook niet dat er komend schooljaar geen controle meer is op de minimumkwaliteit van het onderwijs. De kwaliteit van het onderwijs is en blijft (uiteraard) cruciaal. De inspectie heeft aangekondigd scholen te blijven onderzoeken en beoordelen op de naleving van de overige wettelijke deugdelijkheidseisen. Gelet op de Nota van Toelichting is de regering van mening dat met de wijzigingen voor het schooljaar 2021/2022 vast is komen te staan dat de leerresultaten niet beoordeeld kunnen worden en dat op grond van artikel 10a, vierde lid, van de WPO nog steeds het oordeel ‘zeer zwak’ kan worden toegekend. Dit is volgens de gewijzigde Onderzoekskaders 2021 mogelijk wanneer twee of meer van de standaarden Zicht op ontwikkeling en begeleiding, Pedagogisch-didactisch handelen, Veiligheid en Visie, ambities en doelen, als onvoldoende worden beoordeeld. Het is aan te bevelen dat schoolbesturen aan deze standaarden extra aandacht schenken.

Mocht de inspectie volgens het schoolbestuur ten onrechte tot het oordeel komen dat de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak is, wees er dan alert op dat de vaststelling van het betreffende rapport een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat een schoolbestuur tegen het oordeel zeer zwak bezwaar kan maken en eventueel beroep bij de rechter kan instellen. De termijnen waarbinnen dat kan liggen wettelijk vast. Ook bestaat de mogelijkheid via de rechter de openbaarmaking van het betreffende rapport te schorsen.

Contact

Mocht naar aanleiding van deze highlight interesse bestaan in nadere informatie, dan kun je contact opnemen met Thérèse Penders (afdeling Juridische Zaken).

Samen besturen

Deze pagina is onderdeel van ons domein Samen besturen. Verus wil randvoorwaarden scheppen voor geïnspireerd goed onderwijs. Dat doen we door betrokken te zijn bij elkaar en samen te verbinden als gemeenschap, met begrip voor de positie van leden die in hun eigen leergemeenschap functioneren. Bestuurlijke vraagstukken lossen we samen op, met hulp van collega-bestuurders of een adviseur.

Verus

Gerelateerde berichten